|
||||||||
|
Het minste dat je van het echtpaar Leahy & MacMaster kunt zeggen, is dat ze een levend voorbeeld zijn van een bijzonder verhaal. Toen ze een koppel werden, stonden ze beiden al aan de top van hun muzikale branche. Zij was een gelauwerde solo-artieste uit de traditie van Cape Breton, hij een telg uit de Leahy-familie, sinds generaties een ware legende uit Ontario. Die familie was toen al wereldberoemd en Donnell toerde al op jonge leeftijd de hele wereld rond. Toen zij dus een koppel werden en in 2002 verkochten ze samen al meer dan een miljoen platen. Vandaag, ruim twintig jaar later, staan ze er nog altijd, met dit verschil dat ze intussen zeven kinderen kregen, die stuk voor stuk muzikaal begaafd zijn en die samen met mama en papa geregeld te vinden zijn op de grootste podia waar traditionele muziek gespeeld wordt. Deze “Canvas” is de derde plaat, die ze als echtpaar uitbrengen en de titel zegt helemaal wat de bedoeling was: een blanco doek, waarop ze hun creativiteit helemaal loslieten, helemaal los van gekende patronen of ingeslepen gewoonten. Nee, ze maakten van de Covid-pandemie gebruik om als koppel en als muzikanten, helemaal heruit te vinden en de muziek die uit hun samenwerking opborrelde, haar gang te laten gaan. Dat bleek reuze mee te vallen, in die zin dat ze zich konden openstellen voor alles wat hun voor de geest kwam en zo maakten ze dus een plaat waar voornamelijk origineel werk op te vinden is en waar een paar heel grote kleppers kennelijk wàt graag hun medewerking aan verleenden. Zo is er de -gelukkig maar- alomtegenwoordige Rhiannon Giddens, die “Woman of the House” in het Gaelic zingt, er is de grote Yo Yo Ma, die zijn cello heerlijke dingen laat zingen in “So You Love”, terwijl Brian Finnegan (zie de legendarische band Flook) whistle en fluit meebracht voor “Colour Theory”. Misschien iets minder bekend is flamencogitarist Josemi Carmona, maar wat hij doet op “Caramelo” en “Galicia” is behoorlijk indrukwekkend en ook de inbreng van de ultra-veelzijdige Elmer Ferrer mag niet onvermeld blijven. Die man had de hand in verreweg de meeste arrangementen van de plaat, wat, vanwege zijn Cubaanse achtergrond, veel verklaart over de Latin-klank van een aantal nummers. Last but not least is er Mary Frances Leahy, de zeventienjarige dochter van het stel, die op de helft van de ,nummers haar opwachting maakt, nu eens op piano, dan weer op fiddle -luister eens naar de solo in “Choo Choo”- of als stepdanser op “Dance Arnold Dance”. Twee keer wordt grootmeester James Scott Skinner van stal gehaald, in “The Laird o’ Bemersyde” en in “East Neuk of Fife en het is vooral dat nummer dat volgens mij een grote toekomst tegemoet gaat, al wil ik daarmee vooral niks afdoen aan de rest van de plaat. Dit is namelijk een heerlijke grabbelton vol muziekjes, die elke keer verrassend klinken. Als het Canvas van de titel dan al ingekleurd is, dan wel met een reeks heerlijke kleuren, die je keer op keer weten te raken. Een mens zouo van minder stikjaloers worden…. (Dani Heyvaert)
|